+5999 - 737 9222

info@probista.com

1984

Winston Smith is een lagere Partijmedewerker in het Ministerie van Waarheid. Zijn taak is het veranderen van de krantenarchieven. Als Partijmedewerker staat hij bloot aan strenge controle, tot in zijn eigen flat, met behulp van een ‘telescherm’. Het leven is saai en kleurloos. Hij woont in Londen, hoofdstad van de provincie Luchtstrook 1 van Oceanië. Dit land is voortdurend in oorlog.

Oorlogvoering is een doel op zich voor de staten van de wereld van Winston Smith. Met beroep op de oorlog en de oorlogseconomie worden levensmiddelen gedistribueerd en vrijheden beknot. Hierin kan men een parallel zien met de politieke situatie van de jaren veertig en vijftig, maar wellicht ook met hedendaagse ontwikkelingen.

Het keurslijf waarin hij moet lopen gaat hem meer en meer tegenstaan. Op een gegeven moment doet hij iets ongehoords: hij koopt een dagboek en begint hierin zijn gedachten op te schrijven. Deze zijn volgens hem het enige wat de Partij niet van hem kan afpakken of kan manipuleren. Hij ontmoet Julia, op wie hij verliefd wordt. Zij is, hoewel naar buiten een fanatieke partijmedewerkster, ook iemand die genoeg heeft van het maatschappelijk keurslijf en twijfelt aan de door de Partij opgelegde normen en waarden. Ze gaan met elkaar naar bed. Ook dit is ongehoord, daar seks voor de voortplanting moet dienen, en niet voor het plezier. Ten einde raad nemen ze contact op met O’Brien, een hoger Partijlid die tevens lid is van het Verzet. Hij geeft Winston een boek van Emmanuel Goldstein, de gevluchte tegenstander van Grote Broer, waarin ENGSOC vernietigend bekritiseerd wordt.

De Gedachtenpolitie, die afwijkende ideeën bestrijdt, krijgt hen uiteindelijk te pakken. O’Brien blijkt een agent te zijn en neemt zelf de ondervraging en marteling ter hand. Goldsteins boek blijkt door hemzelf geschreven te zijn. Op de vraag van Winston of Grote Broer wel bestaat, krijgt hij een ontwijkend antwoord. Op zijn vraag waar het nu eigenlijk om gaat, krijgt hij wel antwoord: macht. Dit betekent voor hem onder meer dat hij niet zelf mag uitmaken of twee plus twee vier is. Winston wordt gemarteld, mentaal afgebroken, geïndoctrineerd en uitgeleverd aan zijn grootste angst: ratten; niet alleen om hem te laten bekennen dat hij twijfelde aan de officiële waarheid, maar ook om hem de Partij en Grote Broer te doen liefhebben.

Na deze behandeling wordt Winston vrijgelaten en vinden we hem terug in een café. Het telescherm roept met veel fanfare iets over een grote militaire overwinning in Afrika. Aan het einde van het verhaal dagdroomt Winston, zittend in het café dat hij een nekschot krijgt in het Ministerie van Liefde. Het nekschot dat hem door O’Brien was ‘beloofd’. Vaak wordt deze gebeurtenis verkeerd geïnterpreteerd, Winston wordt niet echt doodgeschoten. Het nekschot staat symbool voor het vermoorden van zijn geest, zijn individu. Hij is na zijn heropvoeding een brave en niet nadenkende volgeling van de partij geworden. Aan het einde van het boek denkt hij dan ook: ‘Ik heb de overwinning behaald op mezelf. Ik heb Grote Broer lief.’

1 in stock